info-steel-41

evenwijdig met een gebogen straat. Deze formele moeilijkheid werd opgelost door de gevel in twee delen onder te verdelen: een vlak aan de rechterkant, bijna rakend aan de kromming van de weg, en links een vlak dat loodrecht staat op en naar achteren verschoven is t.o.v. de rest van het gebouw. De zone waar de twee vlakken samenkomen, biedt zo meteen plaats aan de bezoekersingang. Deze geometrie wordt nog onderstreept door de architectuur van de volumes en de vormgeving van de gevels: een recht- hoek in weervast staal (‘corten’), aan de rechterkant in beperkte mate voorzien van openingen en een ruim beglaasde gevel, aan de linkerkant bovenaan afgewerkt met een strook weervast staal. Het geheel verleent het gebouw tegelijk eenheid en diversiteit aan de functies. De helling van het terrein, aflopend naar de achter- kant, werd gebruikt zonder het natuurlijke reliëf te wijzigen. Dit is belangrijk om de sfeer van de beboste omgeving niet te verstoren. De niveaus van het gebouw zijn zo ontworpen dat ze de natuurlijke helling van het terrein volgen. De hoofdingang verleent toegang tot de kantoren die de lichtjes hoger liggen dan de openbare ruimte. Hij is verbonden met de straat door middel van een loopbrug die door zijn lichte helling toegankelijk is voor personen met beperkte mobiliteit. Het verhoogde karakter van het kunstwerk, vrij van de grond, markeert een doorgang zoals destijds de brug over een slotgracht. De ingang van de werknemers en de leveranciers bevindt zich op het onderste niveau, dichter bij de parkeerruimten en de productielokalen. Zodoende hebben de berijdbare verkeerswegen en de parkeerzones slechts een zeer beperkte, omzeggens onzichtbare, impact op de omgeving. sur la ligne de bâtisse, parallèle à une voirie courbe. La difficulté formelle à été résolue par une composition de façade segmentée en deux parties : sur la droite, un plan presque tangent à la courbe et sur la gauche un plan perpendiculaire à l’ensemble du bâtiment et décalé vers l’arrière. La zone de jonction des deux plans abrite avec simplicité l’entrée des visiteurs. Cette géométrie est soulignée par l’architecture des volumes et l’expression des façades : un rectangle en acier auto-patinable (‘corten’), faiblement percé sur la droite et une façade amplement vitrée, surmontée d’un bandeau d’acier auto-patinable sur la gauche. L’ensemble confère à la fois l’unité au bâtiment et la diversité aux fonctions. La pente du terrain, vers l’arrière de la parcelle est utilisée sans modification du relief naturel, ce qui est important dans le respect de l’am- biance du site boisé. Les niveaux du bâtiment ont été disposés de manière à s’adapter à la pente naturelle du terrain. L’entrée principale donne accès aux bureaux situés en légère surélévation de l’espace public. Elle est reliée à l’accès voirie grâce à une passerelle de faible pente, accessible aux personnes à mobilité réduite. Le caractère aérien de l’ouvrage, dégagé du sol, marque un passage, à l’ins- tar d’anciennes douves. L’entrée dédiée aux employés et aux livraisons est située au niveau inférieur, plus proche des espaces de parking et des espaces de production. Les circulations carrossables et les zones de parcage n’ont ainsi qu’un impact visuel très limité, quasi invisible, dans le site. 13

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=