info-steel-41

Het onderwerp van de norm geeft aan dat er een aantal methodes bestaan om de beoordeling van de vermoeiingsweerstand van de elementen en verbindingen te toetsen. Deze methoden zijn in essentie afgeleid van vermoeiingsproeven op onderdelen op grote schaal waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van geometrische en constructieve imperfecties door het vervaardigen, de materiaaleigenschappen en de verwerking ervan. Als voorbeelden zijn er de effecten van de toleranties en de restspanningen door het lassen. Voor de invloed en het belang van de toleranties bij de productie en de montage wordt er verwezen naar de uitvoe- ringsnorm EN 1090-2, waarbij ook het concept van de uitvoeringsklassen wordt vermeld zoals dat zal worden gedefinieerd in bijlage C van EN 1993-1-1. De basis van de methodes voor het beoordelen van de levensduur zijn dus verworven uit de resul- taten van experimenteel onderzoek, waarbij proef- stukken aan een sinusoïdale belasting (figuur 1) worden onderworpen. Bij deze tests worden in een dubbel logaritmisch diagram de spanningsin- terval Δ α = α max - α min versus het aantal cycli N uitgezet (figuur 2). Fig.1: sinusoïdaal spanningsverloop _évolution sinusoïdale de la contrainte Fig.2: Vermoeiingstests voor een stalen onderdeel in een dubbel logaritmisch diagram met een spannings- interval met constante amplitude _Essais de fatigue pour un élément en acier dans un diagramme logarithmique double avec un intervalle de contrainte à amplitude constante La norme a pour objet, la description des méthodes servant à évaluer la résistance à la fatigue des éléments. Ces méthodes résultent d’essais, réalisés à grande échelle, sur des éléments, avec prise en compte des propriétés des matériaux, de leur traitement et des imperfections résultant de la fabrication, comme par exemple, les contraintes induites par le soudage. Les tolé- rances permises sont clairement définies dans la norme EN 1090-2, en fonction des classes d’exécution, qui feront bientôt l’objet de l’an- nexe C de l’EN 1993-1. Les méthodes de base, pour l’évaluation de la durée de vie est donc acquise à partir des résultats de la recherche expérimentale, où des éprouvettes sont soumises à une charge sinu- soïdale (figure 1). Pour ces essais, l’intervalle de contrainte Δ α = α max - α min par rapport au nombre de cycles N (figure 2) est développé dans un diagramme logarithmique double. N (N/mm²)   2 10 3 10 4 10 5 10 6 10 7 10 8 10 9 10 500 100 50 10 m 1 ) log( . log .        m LogC N CN m gemiddelde- moyenne afkaplimiet- limite de troncature hoger dan 95% overleving survie plus de 95% De proeven tonen aan dat bij een groter aantal spanningswisselingen de breuk bij een lagere constante amplitude ligt dan die bij de trekproef als uiterste spanning wordt opgemeten. Er wordt wel een grens bereikt waarbij de spanningswis- selingen onbeperkt kunnen blijven optreden zonder dat een breuk zich voordoet, hetgeen de afkaplimiet (figuur 2) wordt genoemd. De Les essais montrent que pour un nombre plus élevé de contraintes alternées, la cassure se situe à une amplitude constante inférieure à celle qui est mesurée comme contrainte extrême lors de l’essai de traction. Une limite est dûment atteinte pour laquelle les contraintes alternées peuvent continuer à intervenir sans limite, sans qu’une cassure se produise, ce qui est dénommé  t   1 cyclus - cycle min   m   max   trek- traction druk- compression 69

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=